Januari
nieuw jaar
wat is nieuw?
Vooruit dan maar
heel even dan
ik kijk de winter uit.
Hoeveel nachtjes slapen
voordat de dagen lengen?
Verschrompeld fruit.
Ga laat naar bed
dan lijkt de dag
wat langer.
(uit: Taal in Beeld & De Maanden)
De zin van het leven is het doorgeven ervan
Januari
nieuw jaar
wat is nieuw?
Vooruit dan maar
heel even dan
ik kijk de winter uit.
Hoeveel nachtjes slapen
voordat de dagen lengen?
Verschrompeld fruit.
Ga laat naar bed
dan lijkt de dag
wat langer.
(uit: Taal in Beeld & De Maanden)
Overal in Europa wordt nu, anno 2014, het begin van de Eerste wereldoorlog herdacht. Vaak wordt die tijd vergeleken met onze tijd. Er zouden veel overeenkomsten zijn. In het veelgeprezen boek ‘De wereld van gisteren, herinneringen van een Europeaan’ uit 1944 van Stefan Zweig. wordt de tijd van het eerste deel van de twintigste eeuw heel helder en mooi beschreven vanuit de persoonlijke ervaringen van Stefan Zweig. Afgezien van de prachtige taal van het boek was het lezen ervan een ‘feest’ van herkenning in de actualiteit van nu, terwijl het boek toch ruim voor mijn geboorte is geschreven. Een paar jaar geleden heb ik het boek van een collega gekregen en onlangs ben ik het boek weer gaan lezen, maar nu als studieboek. Telkens als ik een passage las die mij tot nadenken stemde, maakte ik een aantekening. Ik kon het niet nalaten daar een boekje van te maken: ‘Quotes voor Morgen‘ (45 pagina’s). In ruim 200 quotes projecteer ik het boek van Stefan Zweig naar de wereld van morgen, aan de hand van vijf thema’s: ‘School en Educatie’, ‘Politiek, Mens en Maatschappij’, ‘Oorlog en Vrede’,’Bezinning’, ‘Kunst en Cultuur’.
“Het meest wezenlijke leert de jonge mens eerder van medezoekenden dan van mensen die ver boven hen staan.”
“Elk land in Oost-Europa is als een steen in een muur. Zodra je die eruit slaat, stort Europa in elkaar.”
“Het geloof van volkeren in de exclusieve juistheid van hun zaak is het grootste gevaar voor de wereldvrede.”
Dat het begin van de eenentwintigste eeuw zo akelig veel lijkt op het begin van de twintigste eeuw, geeft veel te denken… (zie verder: Quotes voor Morgen)
Hoewel ik mij steeds meer
bewust ben van de tijdelijkheid van
het leven, put ik troost uit de
kleuren van oktober
De bronstige bomen met hun
goudgele en rode bladertooi
Daaronder hun vruchten en zaden
in volle glorie, klaar voor het indalen
in nieuw leven
Zou de boom door de bijl geveld
de zaden zijn gered en zullen
nieuwe levens brengen
Een wedergeboorte als
opstanding uit een stervend verleden
Bronstig, in de herfsttij
van mijn leven, gaat
ook mijn zaad zijns weegs
Na mij zal het leven
verder leven, verder
als zaaddonor van oktober
Uit: Lotharius
Verlangen we niet allemaal naar een tijdperk van redelijkheid en duurzaamheid? Een nieuwe gouden eeuw van zekerheid, zo mogelijk gewaarborgd door de staat Europa? Is dat een utopie?
Een schets van onze dromen:
Europa kent de rechten toe aan de burgers en deze worden gewaarborgd door het parlement, de vrij gekozen volksvertegenwoordiging, en elke plicht is precies geformuleerd. Ons betaalmiddel de Euro, circuleert in zuivere zilverstukken en staat daarmee borg voor zijn eigen stabiliteit. Iedereen weet hoeveel hij bezit of hoeveel hem toekomt, wat toegestaan en verboden is. Alles heeft zijn norm, zijn vastgestelde maat en gewicht. Wie in het bezit is van een vermogen, kan precies uitrekenen hoeveel rente hij elk jaar kan verwachten, de ambtenaar en de officier kunnen op de kalender met zekerheid het jaar vinden waarin ze bevorderd zullen worden en met pensioen zullen gaan. Elk gezin heeft zijn vastgesteld budget en weet hoeveel het kan besteden aan wonen en eten, aan zomervakantie en sociale verplichtingen, bovendien heeft men beslist een klein bedrag zorgvuldig apart gehouden voor onvoorziene gebeurtenissen, voor ziekte en medische hulp. Wie een huis bezit, beschouwt dit als een zekere woonplaats voor kinderen en kleinkinderen, hoeve en bedrijf worden van geslacht op geslacht overgeërfd. Terwijl een zuigeling nog in de wieg ligt, legt men in de spaarpot of op de spaarbank al een eerste bedrag opzij voor zijn levensweg, een kleine reserve voor de toekomst.
Alles staat in dit uitgestrekte rijk onwrikbaar op zijn plaats, bovenaan een grijze president; maar als hij komt te sterven, weet men, zal er een volgende komen en er zal niets veranderen aan de weloverwogen orde. Niemand gelooft in oorlogen, revoluties en omwentelingen. Elke vorm van radicaliteit en geweld lijkt onmogelijk geworden in dit tijdperk van redelijkheid en zekerheid, in onze dromen…
Vrij naar een fragment uit ‘De wereld van gisteren’ van Stefan Zweig (1881-1942)
(uit: Verdwaalde Hagel, 2015)
Vroeger was het heel normaal om je ouders met ‘u’ aan te spreken. Tegenwoordig is dat een uitzondering. Overal wordt er vrolijk op los getutoyeerd. En ik vind het prima hoor. Het maakt de afstand tussen mensen kleiner, minder formeel en de communicatie is daardoor heel direct.
Ook voelt het horen noemen van je naam in een zin als vertrouwd en prettig. Mensen die jij bij hun voornaam noemt, horen bij jou, bij jouw intimi. Stel, je hebt het over minister-president Rutte, en je noemt hem Mark, dan wek je de suggestie dat hij bij jou hoort, of in ieder geval, jij vindt dat je bij hem hoort. Nogmaals, ik heb daar geen bezwaar tegen, maar als het gaat over de moordenaar van Pim Fortuyn, Volkert van de Graaf, en in de krant staat een kop:
“Volkert is Staat te slim af,” dan heb ik daar wel problemen mee.
Hij hoort niet bij mij, en volgens mij ook niet bij de journalist die het stukje schreef.
Nog zo een: Joran van der Sloot zit in een Zuid-Amerikaanse gevangenis wegens moord. Hij is daar om hem ‘moverende redenen’ getrouwd. Een krantenkop: “Joran getrouwd,” is ongepast. Het in tv-programma’s hebben over ‘Joran’ die dit of dat, etc., stuit mij tegen de borst. Het hoort niet, in ieder geval niet bij mij.
Ben ik nou zo gevoelig of hebben anderen gewoon geen stijl (meer)?
(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)
Niets is meer wat het lijkt. Vrienden op Facebook zijn geen vrienden maar plaatjes. Karakteristieken van steden en landen vervagen door gefotoshopte karikaturen die over de hele wereld verspreid worden. Maar het kan nog erger.
Neem nou Maastricht. Het Vrijthof is een van de mooiste pleinen van Nederland, zo niet van Europa. Een groot deel van het jaar massacreren de Maastrichtenaren zelf het plein ten behoeve van tal van evenementen en festijnen. Onlangs werd er met enorme kartonnen panelen het San Marcoplein van Venetië nagebootst om als decor te dienen voor een aantal concerten van André Rieu met Italiaanse sterren. Van het Vrijthof zelf was niets meer te zien.
Straks gaan de Italianen op het San Marcoplein nog het Vrijthof nabouwen en laten ze er Beppie Kraft, een Maastrichtse volkszangeres, optreden.
Ook Europa is niet meer wat het was. Je zou er de weg kwijtraken.
(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)
Bezuinigers op cultuur komen doorgaans zelf niet uit de culturele sector. Wel zo gemakkelijk. Zonder gevoel voor kunst of cultuur, is theater, muziek, beeldende kunst en zelfs architectuur voor niet-ingewijden alleen maar franje. Dus nu, in deze jaren van economische teruggang, kan het mes in cultuur…
Hersenonderzoek is tegenwoordig heel populair onder wetenschappers, maar ook gewone stervelingen willen weten wat er in ons kopje omgaat, en vooral in andermans kopje. Vaak toont hersenonderzoek aan wat we eigenlijk allang weten. Neem nou de ontwikkeling van onze hersenen. We weten al heel lang dat in bepaalde fasen van onze jeugd we heel gevoelig zijn voor bepaalde prikkels die we dan ook meteen oppikken. Het is bekend dat kinderen vanaf groep vier van de Basisschool in staat zijn om heel veel geheugenkennis op te doen en snel vaardigheden aan te leren. Ik moet helaas zeggen dat men dat in het moderne onderwijs vaak lijkt te vergeten.
Een onderzoeker legde onlangs tijdens een lezing het publiek uit waarom mensen afkomstig uit Oost-Europa zo gemakkelijk de voor ons westerlingen ingewikkelde ritmische patronen kunnen spelen. Ja, natuurlijk, de volksmuziek uit Oost-Europa wordt juist gekenmerkt door snel wisselende maatsoorten in één stuk, en de kinderen uit die streken krijgen deze muziek met de paplepel ingegoten. De onderzoeker beaamde dit, maar voegde er aan toe, dat bij kinderen in de hersenen de culturele regels van onder andere taal en muziek voor een groot deel van het leven worden vastgelegd. Daarom zou een tweede taal, op latere leeftijd aangeleerd, nooit de nuances van de moedertaal kunnen krijgen. Kinderen tweetalig opvoeden daarentegen gaat probleemloos. Sterker nog, mensen die tweetalig zijn opgevoed, blijken een veel sterker taalgevoel te hebben ontwikkeld dan eentalige mensen. Datzelfde geldt voor kunsteducatie. Kinderen eerst laten rijpen alvorens ze kunstzinnig te ontwikkelen, is in dit verband een slecht idee. Uiteraard moet een kind eraan toe zijn, maar afwachten totdat hij zelf aangeeft iets te willen leren, lijkt mij in de meeste gevallen aan de late kant… Kijk wat een kind doet, sluit daarbij aan, voeg er iets aan toe, daag het uit, maak van een school weer een school. In ieder geval is het van de zotte om het leervermogen van kinderen te negeren, zeker nu hersenonderzoekers aantonen dat de culturele regels die in de vroege kinderjaren en in de jeugd worden aangeleerd, ankerpunten blijken te zijn voor de rest van het leven.
Hadden onze no nonsense bestuurders die nu zo hard op kunst en cultuur bezuinigen vroeger maar een degelijke cultuureducatie gehad… (ik wilde schrijven “genoten”, maar de meeste leraren van toen waren er ook al niet naar…)
Meer lezen: “School en Kunst, basisboek kunsteducatie (2012)”
Er is al veel geschreven over de identiteit en het karakter van de Limburger. In ieder geval blijkt een Limburger veel zelfspot te hebben. Maar als niet-Limburgers hem bespotten, is hij snel beledigd en dat is weer kenmerkend voor iedereen behalve voor de heiligen onder ons…
“Allein veer mage ’t zègke…”
Op de Mookerhei sjeigelt Limburg tege de stroum op nao oonder.
Aongekoume in Venlo, boe de veiling neet groet genóg waor, hadde de gerdeneers hunne Floriade gemaak, mer de roeze oet Lottum bleve sjoender.
Die vaan Remund zien blieve metsele, vaan Kuijpers tot van Rey. Noe goeje ze ziech allewijl met brikke.
Wijer nao oonder. In Zitterd/Geleen loere ze bijein de kat oet de baom. Ze zien daodoor neet, tot d’n Arabier dao zien eige späölselke aon ’t make is.
Meh, daan Mestreech. Dao is zoe wieneg deepgaank tot me nörges gemekeleker de Maos euver kin.
In Eijsde, bekans in ’t boeteland, spreke ze, of ze mèt de moond vol keersepitte op de mèrret vaan Viezee vlaoj staon te verkoupe. En umtot ze neet te verstaon zien, betaolste dao ouch altied väöls te väöl.
Laote veer ’t wijer ouch mer neet mie höbbe euver de sjöddelkoonte van Thorn en Vaols. Dao geit ’t altied en allein mer euver kiksjozerijkes.
Ouch neet euver Kèrrekraoj, boe ze meine tot ze al in Aoke woene.
Vergeet veural Heerle. De lui zien dao nog neet zoe laank bove de groond. Ze moote nog e tiedsje weene aon ’t leech. In Heerle woene nochtans ouch lui, die ziech al ‘ne wijze oet ut ooste vinde, es ze get Mestreechter steerkes zien.
Allein nog eve euver Vallekebèrreg. In ’t Sprookjesbos, es nao de zomer alle
Hollender vertrokke zien, gaon veer Limburgers weer in eus eige sprookjes en verhäölselkes geluive. De verhäölselkes vaan euze Broonsgreune Sjötterij De Korewolf.
De sjötterij en de narrekap hauwe eus al ieweg same èn in ’t gelid. Meh, pas op, allein veer Limburgers mage ’t allemaol zègke…
Intermezzo
De quasi almacht
van arrogante gewaden
Tegenwoordig de
krijtstrepen pakken
hoog verscholen
in kantoren
De heersende macht
met geweld als vehikel
Glad verhulde barbarij
De vernietiging van
vrede en verzoening als
menselijke waarden
Een voorspelbare
regelmaat van beweging
in kleine en grote
slingers van tijd
met menswaardigheid
als intermezzo
Intermezzo
Die Quasi-Allmacht
arroganter Gewänder
Heutzutage die
Nadelstreifenanzüge
hoch in Büros
versteckt
Die herrschende Macht
mit Gewalt als Vehikel
Glatt verhehlte Grausamkeit
Die Vernichtung von
Frieden und Versöhnung als
menschliche Werte
Eine vorhersagbare
Regelmäßigkeit von Bewegung
in kleinen und großen
Pendeln der Zeit
mit Menschenwürde
als Intermezzo
L’intermède
La soi-disant omnipotence
des habits d’arrogance
Aujourd’hui les
costumes de traits de craie
cachés très hauts
dans les grands bureaux
Le pouvoir dominant
avec la violence comme véhicule
Une barbarie polie, masquée
La destruction de la paix et de
la réconciliation comme
valeurs humaines
La régularité prévisible
du mouvement
dans les petites et
grandes guirlandes du temps
et la dignité humaine
comme intermède
Intermezzo
The quasi omnipotence of
arrogant robes
Nowadays the
chalk-line suits
high and
under cover
The lust of power with
violence as a vehicle
Hidden, smooth-spoken barbarism
The destruction of
peace and reconciliation as
human values
A predictable and
regular movement in
small and large
oscillation of time
with dignity as
intermezzo
Uit: Lotharius, 40 Reflections (Han Berghs, 2012)
Een merel, een mannetje, trekt mijn aandacht. Heel dichtbij, een beetje verscholen tussen de takken van de uitgebloeide seringenboom begint hij te zingen. Wil hij mij verleiden? Ziet hij in mij misschien een geschikte partner? Dat zal niet lukken natuurlijk. Bakent hij zijn territorium af: “Blijf jij zitten waar je zit. Hier fluit ik en van de wijfjes blijf je af, die zijn van mij!”
Toch fluit hij daar te mooi voor. Is het dan de eenzame kunstenaar onder de merels, nog niet ontdekt, alleen door mij?
Plotseling is hij verdwenen. In de verte hoor ik nog wel een merel, maar die zingt anders. Zoiets van:
“Hou toch op man, dat had je eerder moeten bedenken.”
Even later hoor ik hem weer en nu zelfs dichterbij. Wat heeft hij mij toch te vertellen? Ik herinner mij ineens dat mijn vader vroeger weleens merels schoot en ze daarna plukte, schoonmaakte, braadde en opat. Ik vond het afschuwelijk, maar hij was nou eenmaal een jager en hij had de hongerwinter nog meegemaakt. Die merel daar vlakbij, zou dat misschien? “Je wordt wat je eet,” zegt men wel. Gezien mijn leeftijd zou ik zo langzamerhand in reïncarnatie moeten gaan geloven. Mijn vader een merel? Mijn vader kon vroeger in ieder geval heel hard op zijn vingers fluiten. Aan zijn manier van fluiten kon ik dan horen of hij al dan niet goedgemutst was.
Vandaag hoor ik iets van spijt in het gezang van de merel bij mij in de tuin…
(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)