Zielsverwant

Net zoals de meeste mensen, heb ik wat met lieveheersbeestjes. Sowieso, een normaal mens maakt zo’n beestje nooit dood en ook kinderen gaan heel zachtaardig om met lieveheersbeestjes.

Na mijn lichtelijk Bourgondische lunch in de tuin met een ‘Côtes du Rhône’, zit ik nog wat na te genieten van mijn restje wijn. Ik zie een lieveheersbeestje op mijn aardewerken drinkbeker afvliegen. ’s Zomers drink ik uit zo’n kelkje. Dan blijft de wijn lekker koel. Jaren geleden heb ik er een aantal meegebracht uit Collioure, en toeristisch havenstadje in het uiterste zuidoosten van Frankrijk, tegen de Spaanse grens. Enfin, het lieveheersbeestje strijkt neer en doet verwoede pogingen om tegen het glad gepolijste kelkje op te klimmen, maar het lukt niet echt. Dan slaat het zijn vleugeltjes uit en vliegt naar de rand van het kelkje. Ik durf geen slok meer te nemen en ik hoop dat hij niet in de wijn zal verdrinken. Hij constateert blijkbaar dat het kelkje voor de helft vol is, ziet af van een zwempoging en doet zich tegoed aan de restjes wijn op de rand van het kelkje. Na een paar minuutjes laat hij zich aan de buitenkant van het kelkje naar beneden glijden. Eenmaal op de veilige tafel beland, begint hij zigzaggend heen en weer te lopen en met zijn vleugeltjes te slaan, alsof hij zeggen wil: ‘Het was mij zeer aangenaam even bij u te vertoeven, maar nu ga ik een tukje doen.’

Hij kruipt voor zijn siësta achter de stok van de parasol die in het gat midden door het bovenblad van de tafel gaat. Ik drink de rest van de wijn op en zet mijn stoel in de ligstand. Een glimlach kan ik niet onderdrukken. Ik heb een nieuwe zielsverwant.

(Uit: ‘Verdwaalde Hagel’, Han Berghs, 2015)

Kaarslicht

We leven in een tijd waarin het streven naar individuele vrijheid het enige doel lijkt. Om optimaal en vrij, volledig met onszelf te kunnen bezig zijn, hebben we een heleboel zaken heel goed geregeld. Daar hoeven we ons dus niet meer druk over te maken: Stroom komt zomaar uit het stopcontact, water uit de kraan. Het internet is er voor onze kennis en kennissen, allemaal digitaal beschikbaar. Eten en drinken uit de super, vervoer op maat, de NAVO paraat, energie uit de grond, uit het water en uit de lucht. Een enorm netwerk van systemen is voor die vrijheid om ons heen gebouwd en je eraan onttrekken, kan zelfs niet. Het zuur verdiende loon wordt systematisch en automatisch van je rekening gehaald. Het betalingsverkeer heeft ons in zijn greep, net zoals al het andere verkeer. En, natuurlijk met verkeersregels. Overal zijn trouwens regels voor, systeemregels. Daar moet je je aan houden, anders werkt de ‘vrijheid’ niet.  Zelfs emoties kunnen alleen maar systematisch en massaal geuit worden in stadions en arena’s, waar keurig in vakken ingedeeld, op gezette tijden de mensen hun verzetje wordt gegund en men tot op zekere hoogte onbeperkt tekeer kan gaan. Zelfs dit stukje ontkomt niet aan regels. Om het onder de aandacht van de lezer te brengen, moet ik volgens een bepaald systeem en in een bepaald format de tekst plaatsen. Hoezo vrijheid? Als je erover nadenkt, zijn we onszelf aan het verstikken met al die regelsystemen en niemand komt ertegen in opstand. Maar er is één voordeel: de systemen zijn enorm kwetsbaar. Even kortsluiting in een centrale dooreen toevallige systeemfout, menselijk falen of met opzet, en we zijn met z’n allen weer vrij. Ja, en dan kaarslicht, vroeg naar bed, laat opstaan en op gevoel de natuur haar gang laten gaan. Daar zou toch geen opstand voor nodig moeten zijn… (uit: ‘Verdwaalde Hagel’, Han Berghs, 2015)

Lotharius Four in One

Lotharius I (795-855) was Emperor of the so-called “MiddleEmpire”, which was named after him: Lotharingia. In 959 Lotharingia was divided in Lotharingia Inferior (977-1100) and Loharingia Superior (959-1100) In the 21st century, this area is still a point of intersection for French, German and Dutch languages and culture, with the English language as the common language for politics, commerce, industry and art. ‘Lotharius’ (Han Berghs,2012) , a collection of poems in four languages, underlines this international character of the Euro-region“Meuse and Rhine”, the former Lotharingia. ‘Lotharius, Four in One’ is a short version of Lotharius in which in each poem the four languages are mixed up and combined in a special way’.

Het geluk van Limburg en alleen wij mogen dat zeggen…

Limburg slingert zilvergroen meanderend van Mook tegen de stroom op naar beneden.
In Venlo was de veiling niet groot genoeg. Tuinders bouwden er hun Floriade, maar de rozen uit Lottum bleven mooier.
Roermond is blijven metselen van Cuypers tot van Rey. Ze stenigen nu zelfs hun eigen volkspartij.
Verder naar beneden, Sittard/Geleen. Men kijkt bij elkaar de kat uit de boom, blind voor de arabier die er zijn eigen speeltuin heeft.
Maar dan Maastricht, zonder diepgang, een ultiem doorwaadbare plaats.
Eijsden is bijna buitenland, vlaai verplicht en onverstaanbaar met de mond vol kersenpitten.
Oei, de draaikonten van Thorn en Vaals, daar gaat het over geiten, bokken en het puntstokkenlegioen.
In Kerkrade waant men zich in Aken en Heerlenaren zijn nog niet zo lang bovengronds.
De mijnstreek moet nog wennen aan het licht, behalve de wijzen uit het oosten als zij Maastrichtse sterren zien.
Tenslotte Valkenburg, het Sprookjesbos. Wij dromen er de sprookjes van ons Bronsgroen Schutterij de Korenwolf.
De schutterij en de narrenkap houden Limburg in het gelid.
Dat is het geluk van Limburg.
Maar pas op, alleen wij mogen dat zeggen…

Stetson

Een succesvol schrijver maakte zich onlangs in een interview kwaad over het overal opkomend ‘radeloos makend’ dilettantisme:
‘Ze laten een emotionele scheet, zetten het op papier, even de tekst centreren en hupsakee, alweer een gedicht.’
Nou ken ik toevallig enkele van die zondag dichters. Ze denken na over zichzelf, hun gezin, hun baan, de natuur, hun leven, etc., en vinden daar wat van. Het zijn over het algemeen fijne mensen die gevoelig zijn voor kunst en cultuur. De meesten van hen hebben ook alle boeken van de bovenbedoelde schrijver op een mooie plek in hun boekenkast staan.
De Goddelijke schrijver zelf, niet geheel onbewust van zijn grootheid, kwam ik onlangs tegen. Hij had een veel te grote breedgerande hoed op van een onbekend merk, ook nog een beetje scheef op zijn hoofd, zoals een maffiabaas in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Ik heb gehoord dat zijn zoon economie studeert. Misschien dat zoonlief onze God enige principes van marketing zou kunnen bijbrengen, maar ik heb er een zwaar hoofd in. De schrijver is al op leeftijd en wordt omringd door een kleine kleffe kliek van VARA-veteranen die gezamenlijk het gekanker op alles en iedereen behalve op zichzelf als ultiem laatste levensdoel hebben gekozen. Vroeger moest het grootkapitaal worden bevochten ten faveure van de arbeidersklasse. Nu de arbeider is ‘bevrijd’, moet zijn kennelijke oppervlakkigheid aan de kaak worden gesteld.
Het voortdurend neerhalen van anderen zou Freud een puberale fixatie noemen. Wat is er in de jeugd van de grote schrijver misgegaan? Het gevoelige jongetje dat op school gepest werd? Door zijn eigen vader misschien niet serieus genomen? Door zijn leraren belachelijk gemaakt voor zijn romantische stukjes in de schoolkrant? Dat zal mij niet gebeuren, moet zijn zoon gedacht hebben:
‘Woorden zijn maar woorden. Getallen, daar kun je wat mee!’
Trouwens, zijn opa had in de herstelperiode van na de Tweede Wereldoorlog met heel hard werken een uitstekend lopende eigen zaak opgebouwd en droeg altijd een echte “Stetson” op zijn hoofd, keurig gecentreerd, zoals het hoort.
Han Berghs (uit: Verdwaalde Hagel, 2015)

Mooie ogen…

Voor de eerste keer in mijn leven ben ik vanwege een stevige pijn
in mijn buik in het ziekenhuis beland. Ook nog op de spoedeisende
hulp. Over allerlei details en het lange wachten, zal ik het maar
niet hebben, hoewel de uren wachttijd in schril contrast staan met
de spoed die zo’n afdeling zou moeten kenmerken. Het kan ook
zijn dat mijn klachten niet zoveel spoed vereisten. In ieder geval,
op een gegeven moment mocht ik in een behandelkamertje gaan
zitten en kwam na verloop van nogal wat tijd een juffrouw binnen.
Een jonge blonde coassistent. Ik kreeg netjes een hand en moest
op de smalle behandeltafel gaan liggen en mijn overhemd en T-shirt
omhoogtrekken. Ze voeg of ze even aan mijn buik mocht
voelen. Ja, dat mocht. Zachtjes streek ze over mijn buik terwijl ze
mij diep in mijn ogen keek, kennelijk op zoek naar een reactie. Ik
raakte een beetje in de war. Normaal gesproken, als een vrouw je
over je buik streelt en je daarbij diep in de ogen kijkt, wordt
doorgaans van je verwacht dat je zelf ook tot enige actie overgaat.
Gelukkig kon ik mijn opkomende aandrang onderdrukken, mede
dankzij de pijn.
‘Mag ik uw blaas voelen?’
Ik knikte. Ze gleed onder mijn broekriem mijn slipje in en
wreef zachtjes met haar vingers over mijn onderbuik.
‘Ik wil nu wat dieper voelen,’ zegt ze.
Oh jee, ze zal toch niet… Gelukkig duwde ze alleen flink
hard op mijn buik zodat ik kon aangeven waar de pijn precies zat.
‘Galstenen,’ constateerde ze na enig duw en drukwerk.
Ik zei dat ik links van mijn navel ook pijn had. Ze keek mij
meewarig aan.
‘Daar zit de dikke darm.’
Alsof je daar geen pijn aan kunt hebben, maar ik zei niets,
dat durfde ik niet. Ik ben netjes opgevoed. De dokter heeft altijd
gelijk, vooral als ze mooie ogen heeft.
uit: ‘Verdwaalde Hagel’

Lotharius Four in One

Lotharius I (795-855) was Emperor of the so-called “MiddleEmpire”, which was named after him: Lotharingia. In 959 Lotharingia was divided in Lotharingia Inferior (977-1100) and Loharingia Superior (959-1100).

In the 21st century, this area is still a point of intersection for French, German and Dutch languages and culture, with the English language as the common language for politics, commerce, industry and art.

‘Lotharius’ (Han Berghs,2012) , a collection of poems in four languages, underlines this international character of the Euro-region“Meuse and Rhine”, the former Lotharingia.

‘Lotharius, Four in One’ is a short version of Lotharius in which in each poem the four languages are mixed up and combined in a special way’. www.mijnbestseller.nl/hanberghs

Flauwekul

Ik las zojuist een stukje van een filosoof die het over Nietzsche had. Heel geruststellend waren zijn woorden, dat het leven zich niet haast naar het einde der tijden, maar dat het leven de ‘eeuwige wederkeer van hetzelfde’ zou zijn: ‘De idee van een lineaire tijd is een uitvinding van het Christendom. Tijd bestaat niet en kan dus ook niet voorbijgaan,’ aldus de filosoof. Maar als ik ’s morgens in de spiegel kijk, constateer ik elke keer dat er wel degelijk iets voorbij is. Tegelijkertijd besef ik ook, dat ik er over een half jaar helaas de hele dag zo uitzie… Toch bieden de ideeën van Nietzsche veel troost. Dat alles wat ik doe, zal blijven en dat niets voor niets is geweest. Dat ik telkens terugkom als iets of iemand anders. Van de andere kant, alle flauwekul die we over het leven denken te moeten schrijven, blijft natuurlijk ook voor eeuwig rondspoken.

uit: ‘Verdwaalde Hagel’

Gedragen

Het was een mooie dag in juni

ik liep langs de Maas

zorgelijk

vaderlijke zorgen

De futen in het water

toonden mij lichtvaardig

hun paringsritueel

onbekommerd door

zichzelf, de stroom en de wind gedreven

Een teder spel tussen de rietstengels die

elkaar op hun beurt zacht beroerden

ritmisch vloeiend door de wind in cadans

Moeder natuur wist niets van mijn zorgen

zoals altijd al

Zij gaat gewoon haar gang

ondanks de mens en zijn missers

ondanks zijn klimaatdebat

Ik dacht aan de komende ijstijd en

voelde mij gedragen door

de warmte van de zon

over de zorgen van vandaag

(uit: Taal in Beeld & De Maanden)


		

Melkflessenbleek

 

 

 

Ja, ik ben ijdel. Dat durf ik best toe te geven. De meeste mannen zijn trouwens ijdel en zeker ook op hun uiterlijk. Als het begint te zomeren en ik gesommeerd word om mijn witte beentjes in een broek met korte pijpjes te steken, voel ik mij altijd een beetje gegeneerd. Maar nu heb ik er wat op gevonden.

Het is een mooie lentedag. Ik heb een zwembroek aangetrokken en ik lig met mijn buik op twee kussentjes op het terras van onze tuin. Mijn bovenlichaam ligt precies in de schaduw van de parasol en mijn achterbenen pal in de zon. De verkleuring van mijn voorbenen zijn niet zo’n probleem. Dat gaat gemakkelijk als je ze onder de parasol laat uitsteken terwijl de rest van je lijf geniet van de schaduw. Enfin, ik lig dan nu op mijn buik. Niet bepaald comfortabel, en lang zal ik dat niet uithouden. Ik neem mij voor om twintig minuten in deze stand te blijven liggen.

Ineens zie ik tussen de terrastegels allerlei beestjes kruipen. Mieren en roodachtige wezens kruipen kriskras door elkaar. Nu ik met mijn neus er letterlijk bovenop lig, zie ik hoe ingenieus die beestjes geconstrueerd zijn. Zo te zien vooral goed in elkaar geknutseld om andere kruipers op te vreten. Ik stel mij voor wat het zou betekenen als ze enorm vergroot zouden worden, een beetje zoals een gemiddelde vrachtwagen. Wat een horrorgedachte! In het moordlandschap tussen de tegels gaat het vreten en gevreten worden inmiddels gewoon door. Van mij trekken ze zich niets aan. Ineens zie ik een zwart beest een kadaver slepen dat zeker drie keer zo groot is als hijzelf. Ik kan de schittering van geluk in zijn ogen net niet zien, maar hij zal voor een paar dagen genoeg proviand hebben. Of zou het misschien de doodgraver van het terras zijn?

Ik krijg pijn in mijn armen en kramp in mijn tenen. Met moeite sta ik op. Het stadium van kruipend gedierte heb ik nu definitief achter mij gelaten. Bij wijze van afscheid ben ik ook nog flink gestoken door zo’n monster. Achteraf gezien was het niet zo’n goed idee. Dan maar weer melkflessenbleek de korte pijpjes in.

(uit: ‘Verdwaalde Hagel‘, 2015)